, [2005], 117-132 Analysis of Genesis 2:4-7: Old Testament Prosaic Narrative
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En allen struik des velds, [8]eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; [9]want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen. 8. Te weten, voor hunne schepping, toen zij nog niet waren. 8. eer het Te weten, voor hunne schepping, toen zij nog niet waren. 9. De zin is dat God de planten, als: kruiden, struiken, bomen, uit de aarde in de schepping op den derden dag had doen voortkomen, alleen door zijn alvermogend woord, zondere enige middelen, hetzij van den regen der lucht, hetzij van den arbeid der mensen, die toen nog niet waren.